Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo [46]Ik gisteravond niet gezien heb het bloed van Naboth, en het bloed [47]zijner zonen, zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde op dit stuk [48][lands], [49]zegt de HEERE. Nu dan, neem, werp hem op dat stuk [lands], naar het woord des HEEREN. 46. Dit zijn de woorden des Heeren met een eed tegen Achab uitgesproken. 47. Hieruit kan afgenomen worden, dat niet alleen Naboth is vermoord geweest, maar ook zijne kinderen, opdat Achab te geruster het goed van Naboth bezitten mocht. 48. Zie boven, vs.10. 49. Dat is, Ik heb het zekerlijk gezien, en Ik zal het u zekerlijk op dit stuk land vergelden. Zie van deze manier van zweren, ook Gode toegeschreven, Num.14:23.